10 12 2013
Bron: VVC
Op 4 december heeft de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement het voorstel van decreet van het nieuw Kunstendecreet goedgekeurd. Het nieuwe decreet wordt vanaf volgend jaar in fasen ingevoerd. “Dit nieuwe Kunstendecreet opent de deur naar een multidisciplinaire aanpak, doorbreekt de schotten tussen de disciplines (een beweging die STEPP in het verleden reeds maakte en dus enkel maar kan toejuichen) en ent zich op het karakteristieke van de kunstenaars en de organisaties”, zegt minister Schauvliege. Het wil ook de internationale troeven nog meer uitspelen en het ondernemerschap stimuleren. De VVC ziet ook kansen voor het versterken van de band tussen cultuur- en gemeenschapscentra, kunstenaars en kunstenorganisaties.
Begin januari 2014 wordt het ontwerp van uitvoeringsbesluit besproken. Hoewel dus nog niet alle details vastliggen, informeren we u graag over de belangrijkste krachtlijnen en wijzigingen in het Kunstendecreet. De integrale decreettekst zoals goedgekeurd vindt u hier: http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2012-2013/g2157-15.pdf
De vernieuwing van het Kunstendecreet draait om volgende krachtlijnen: 1. Een strategische visie voor de kunsten bij het begin van de legislatuur door de minister van Cultuur; 2. Een duurzame relatie met Vlaamse Kunstinstellingen met duidelijke voorwaarden en afspraken (topdown benadering); 3. Een functiegerichte benadering van het diverse kunstenlandschap met respect voor de eigen DNA (bottom-up benadering); 4. Nieuwe stimulerende instrumenten naar internationale doorbraak en actief ondernemerschap; 5. Een ééngemaakt Kunstensteunpunt (het VTi, Muziekcentrum Vlaanderen en BAM fusioneren) 6. Een herziening van het beoordelingskader; 7. Een complementair beleid met andere overheden.
Kansen voor verbindingen tussen cultuur- en gemeenschapscentra en de kunstensector
In de eerste ontwerptekst van het Kunstendecreet stond expliciet vermeld dat cc’s ook een beroep konden doen op subsidiëring. In een VVC-reactie (pdf) benadrukten we dat deze expliciete vermelding een erkenning en bevestiging is van een bestaande praktijk. Tijdens de bespreking van het voorstel van Kunstendecreet in het parlement heeft men de expliciete vermelding van cultuurcentra verwijderd, met als doel ook andere reeds gesubsidieerde instellingen (bvb. musea) te kunnen toelaten in het Kunstendecreet. Met deze wijziging is het dus voor cultuurcentra en gemeenschapscentra nog steeds mogelijk om een aanvraagdossier in te dienen in het Kunstendecreet. We zijn ervan overtuigd dat deze mogelijkheid een verrijking kan zijn voor het kunstenlandschap. Een functiegerichte benadering en het complementair beleid (afstemmen van diverse beleidsniveaus) biedt kansen om los van hokjes-instellingen te kijken naar wat in lokale, regionale en Vlaamse context relevant is. Cultuur- en gemeenschapscentra, kunstenaars en kunstenorganisaties zijn partners en we hopen dat dit wetgevend kader hun samenwerkingen op alle mogelijke vlakken (ontwikkeling, productie, presentatie, participatie en reflectie, en evengoed logistiek, technisch en zakelijk) in de toekomst zo goed mogelijk ondersteunt. Daarnaast verwijzen we naar het decreet lokaal cultuurbeleid waarin als beleidsaccent is opgenomen dat cc’s “een eigen aanbod moeten realiseren met aandacht voor de spreiding van en wisselwerking met de door de Vlaamse overheid gesubsidieerde en ondersteunde gezelschappen.”
Een overzicht van de belangrijkste vernieuwingen in het Kunstendecreet:
1. Legislatuuromvattende beleidsvisie: Het nieuwe decreet voorziet dat de Vlaamse Regering aan het begin van haar legislatuur haar visie op het beleidskader kunsten bepaalt en beleidsopties voor de komende beleidsperiode neemt. Die strategische nota over het kunstenlandschap moet gebaseerd zijn op een landschapstekening van het kunstensteunpunt en de input van andere overheden.
2. Complementair beleid: De diverse overheidsniveaus gaan beter overleggen om hun inspanningen zinvol op elkaar af te stemmen, zowel op het niveau van de strategische visienota als in voorbereiding van de besluitvorming over de meerjarige subsidiëring.
3. Functiegerichte benadering: De kunstpraktijk evolueert naar een multidisciplinaire aanpak en naar een schottenloze benadering van de diverse disciplines. Kunstenaars en organisaties zullen voortaan vertrekken vanuit hun eigen DNA en aanstippen welke functies ze binnen het kunstenlandschap opnemen. Het decreet voorziet 5 functies: ontwikkeling, productie, presentatie, participatie en reflectie. Deze functies kunnen cumulatief zijn. Maar het is niet zo dat hoe meer functies men uitoefent, hoe meer subsidies men krijgt. Er is ook geen vaste waardebepaling per functie. Het is het geheel van de werking van een kunstenaar of organisatie dat beoordeeld wordt.
4. Een nieuwe wijze van beoordeling a. Beoordelingscommissies Er komt één grote pool van commissieleden met expertise in de 5 functies of over bepaalde sectoren of specifieke subsectoren. De sectoren worden gegroepeerd tot: podiumkunsten, muziek, beeldende kunst en architectuur en vormgeving. Er komt ook een pool van onafhankelijke voorzitters, die geen beoordelingstaak hebben maar de beoordeling zelf in goede banen moeten leiden. Per aanvraagronde worden er commissies gevormd op basis van de ingediende dossiers. Dit proces wordt gemanaged door het Agentschap. b. Verhaalrecht Nieuw is ook het ‘verhaalrecht’. Bij negatief advies krijgt de kunstenaar of organisatie het recht om een gemotiveerd verhaal aan te tekenen. De ontvankelijkheid wordt voorgelegd aan een autonoom beroepscollege. Indien ontvankelijk wordt een tweede advies over het dossier gevraagd aan een andere commissie. Beide adviezen gaan dan naar de minister die een beslissing neemt.
5. Nieuwe ondersteuningsmogelijkheden voor ondernemerschap, promotie en kunstaankoop Het nieuwe decreet voorziet instrumenten tot het stimuleren van ondernemerschap, de internationale promotie van kunst(enaars) en de aankoop van kunst die complementair zijn aan de subsidie-instrumenten volgens de functiegerichte benadering. Het is de bedoeling om snel te kunnen inspelen op ad hoc opportuniteiten. Daarnaast zal voor internationale promotie meer sturing mogelijk zijn op basis van cultuurdiplomatieke prioriteiten. Volgende instrumenten worden voorzien: a. Kunstenaarstoelagen: renteloze kleine leningen (tot 25.000 €) voor de overbrugging van artistieke kosten, terugbetaalbaar volgens afspraak. b. Partnerprojecten: een actor uit het kunstenveld ontwikkelt i.s.m. één of meerdere partners buiten het kunstenveld een artistiek initiatief met bijzondere innovatieve waarde voor alle betrokken partners. Dit speelt in op de tendens naar het stimuleren van een culturele en creatieve economie (EU). c. Cofinanciering van internationale kunstprojecten: cofinanciering om meer in aanmerking te komen voor Europees ondersteunde kunstprojecten waarbij telkens diverse cofinanciers uit verschillende landen geëist worden. d. Buitenlandse residenties: dit aanbod gaat enerzijds over belangrijke buitenlandse residentieplekken die aan kunstenaars worden aangeboden (bv. Academia Belgica in Rome, Comacina,…) en anderzijds over residentietoelagen die kunstenaars zelf kunnen aanvragen. e. Buitenlandse presentaties: zowel de aanwezigheid op buitenlandse presentatieplekken als doorbraaktrajecten en promotie kunnen via dit nieuwe instrument flexibel worden ondersteund. f. Netwerken: ondersteuning van Europese en internationale netwerken. g. Verwerving en spreiding van kunst: de opbouw van de Collectie Vlaanderen, evenals een betere spreiding van kunstwerken bijvoorbeeld via Kunst in Huis.
6. Uitbreiding van duurzame structuren Een gezond landschap heeft nood aan een aantal vaste structuren. Deze structuren zullen de ‘Kunstinstellingen’ en ‘Ondersteunende organisaties’ genoemd worden. a. Kunstinstellingen Dit zijn de vroegere ‘Instellingen Vlaamse Gemeenschap’. Nieuw is dat zij aan voorwaarden moeten voldoen. Het zijn er 8: cumulatief inzetten op de vijf functies; artistieke uitmuntendheid; internationale relevantie; duurzame opbouw van traditie en vernieuwing; maatschappelijke en culturele inbedding en engagement; landelijke schaal en performante eigen infrastructuur; sterk en dynamisch management en solide financieel beleid; principes van goed bestuur naleven. De Vlaamse Regering kan bijkomende instellingen op basis van deze voorwaarden erkennen, maar er is geen kandidatuurstelling. Hun beoordeling gebeurt door een internationale expertencommissie. b. Ondersteunende organisaties Dit zijn organisaties waarvan de Vlaamse overheid verwacht dat ze een specifieke taak opnemen in het landschap: het Kunstensteunpunt, het Vlaams Architectuurinstituut en het Kunstenloket.
7. Meerjarigheid De meerjarige subsidiëring van organisaties wordt van 2 of 4 jaar naar 5 jaar gebracht, conform de duurtijd van de legislatuur en de strategische visienota. Projecten en ondersteuning van kunstenaars kunnen ook meerjarig zijn (tot 3 jaren).
Wanneer treedt het nieuwe Kunstendecreet in werking?
Het ontwerp van uitvoeringsbesluit wordt na de RIA en na Inspectie Financiën principieel op de Vlaamse Regering ter goedkeuring voorgelegd (begin januari 2014). De definitieve goedkeuring na advies Raad van State en SARC is gepland voor het einde van deze legislatuur. Het nieuwe Kunstendecreet zal gefaseerd worden ingevoerd:
- Het ééngemaakte Kunstensteunpunt gaat vanaf 2014 van start;
- In 2014 komt er ook een experimenteel reglement voor de kunstenaarstoelagen;
- Projecten volgens nieuwe Kunstendecreet in te dienen vanaf 2015 (voor begroting 2016);
- Meerjarige ondersteuning organisaties in te dienen uiterlijk 1.10.2015.
|