04 12 2017
Gatz stelt cultuurverenigingen gerust over afslanking provincies
Vanaf 1 januari 2018 krijgen culturele initiatieven geen geld meer van de provincies, maar van de gemeentes of van de Vlaamse overheid. De provincies zijn vanaf dan niet langer bevoegd voor cultuur, jeugd, welzijn, gelijke kansen en sport. Minister Gatz belooft dat de verenigingen hun subsidies nog zeker twee jaar behouden.
"Organisatorische omwenteling"
Al sinds 2009 werkt de Vlaamse overheid aan het plan om de taken van de provincies te verminderen. In juni van dit jaar werd de knoop doorgehakt: cultuur, jeugd, welzijn, gelijke kansen en sport - de zogenoemde persoonsgebonden bevoegdheden - verdwijnen op 1 januari 2018 uit het takenpakket van de provincies.
Wat verandert er echt? Een voorbeeld: tot nu toe kreeg de Arenbergschouwburg in Antwerpen subsidies van de provincie, vanaf januari gebeurt dat door de stad. Het Roger Raveelmuseum krijgt dan weer geld van de Vlaamse Overheid, en niet langer van provincie Oost-Vlaanderen. Voor die initiatieven zou in theorie niets mogen veranderen. En toch is deze “organisatorische omwenteling”, zoals minister voor Jeugd en Cultuur Sven Gatz (Open VLD) het noemt, geen gemakkelijke oefening.
Als de provincies minder taken hebben, zo redeneert de Vlaamse regering, dan zijn daar minder verkozenen nodig. Het aantal provincieraadsleden wordt daarom na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 gehalveerd (het aantal gedeputeerden gaat ook van 6 naar 4). Concreet zullen er in oktober maar 175 in plaats van 350 provincieraadsleden worden verkozen. Minder taken en minder verkozenen, we krijgen dus slankere provincies. “Het wordt simpeler”, zegt de minister.
Overgangsfase
63 miljoen euro die de provincies in cultuur investeerden moet vanaf januari via de Vlaamse overheid of langs het gemeentebestuur tot bij de culturele initiatieven raken. Een administratief kluwen van jewelste. Toch garandeert Vlaams minister van Jeugd en Cultuur Sven Gatz (Open VLD) dat alle initiatieven hun geld krijgen.
We hebben ervoor gezorgd dat alle middelen die de provincies in cultuur investeren, worden overgenomen in 2018 en 2019. Ook personeel komt goed terecht.
Die garantie geldt twee jaar, maar wat daarna? 2018 en 2019 beschouwt de minister als een overgangsfase, met een eigen transitiereglement en een transitiebegeleider, Jan Denolf. Tijdens deze fase staat de minister garant voor continuïteit, voor een “warme overdracht”. Vanaf 2020 moet er dan een “bovenlokaal cultuurdecreet” komen dat het beleid evalueert en eventueel bijschaaft. Pas dan wordt de volledige impact van de operatie duidelijk.
|